De teelt

De teelt van tafelaardappelen begint in april. Dan worden de ‘moederknollen’ in de grond geplant, waaruit later de nieuwe knollen groeien. Belangrijk is dat de moederknollen van goede kwaliteit zijn, alleen dan zullen de nieuwe knollen een goede start hebben. Aardappelen worden altijd op ‘verse’ grond geplant, grond waar al een aantal jaar geen aardappelen hebben gestaan. Daardoor is de grond zoveel mogelijk vrij van ziekten en schimmels die de groei en kwaliteit zouden kunnen beïnvloeden.

De aardappelen groeien gedurende de lente en de zomer en zijn rond eind augustus, september oogstrijp. De nieuwe knollen, gevormd uit de moederknol, zijn de groot en rijp genoeg om geoogst te worden. De aardappelen kunnen zijn direct rijp genoeg om gegeten te worden. Niet alle aardappelen worden direct verpakt. Veruit het meeste gaat de bewaring in. De aardappelen worden eerst gedroogd met behulp van een ventilatiesysteem. Daarna wordt langzaam de temperatuur teruggebracht tot ongeveer 5 a 6 graden. Dankzij deze lage temperaturen zal de aardappel tot wel 8 maanden goed blijven.